Daar is ’ t geroffel van een trom en ’ n schetterend geluid ; de staffanfare trekt rondom en Brabant’ s jeugd loopt uit. Snel gaat door ’t dorp de mare , daar komt de staffanfare !
Het koper blikkert in de zon, de wind rukt aan de vaan; Luid klink de zware bombardon, de paarden stappen aan. En sneller gaat de mare, daar komt de staffanfare!
Ze blazen van hun hoge stee op het vurig briesend ros; zie , Brabants jeugd danst vrolijk mee en zingt de kelen los. En blij klinkt nu de mare, daar is de staffanfare !
En als de kloeke ruiterschaar over het dorpsplein trekt, dan straalt er menig ogenpaar en wordt de hals gerekt. En vliegend gaat de mare, daar speelt de staffanfare !
Nu juichen tuba en cornet op feestelijke toon en Brabants jeugd juicht mee vol pret, ze vind het o, zo schoon. Dat God haar lang nog spare, de fiere staffanfare !