Ieder jaar komt er een dag in Ons klein-menschelijk bestaan, Waarop ‘n glimlach plaats gaat maken Voor een, ’t hart ontwelde traan. Eén dag komt er ieder jaar weer, Waarop wij wat verder zien Dan de weinige genoegens Die het leven ons kan biên . Eén dag dat wij droef herdenken Al wat eens ons dierbaar was En dat, trots de teêre banden, Van ons heenging, al te ras. Eén dag dat we denken: Vader, Moeder, waarom gingt ge heen ? Waarom liet ge mij hier achter, Gansch verlaten en alleen ? Eén dag dat we scherp en zuiver Onderscheiden goed en kwaad, Dat we uit ons hart verbannen Alle vijandschap en haat. Eén dag onder and’re dagen Die ons peinzen doet het meest. . . . . De herdenkingsdag der dooden Die ons dierbaar zijn geweest.
Eén dag komt er ieder jaar weer, Eén dag van weemoedigheid, Oók, omdat die ons doet denken Aan onz’ eigen sterf’lijkheid.